4 Duurzaamheid


In de Aedes-benchmark meten en vergelijken we voor het achtste jaar op rij de duurzaamheidsprestaties van corporaties. Vanaf 2021 bestaat het prestatieveld uit de indicatoren: isolatieprestatie, energetische prestatie en CO2-uitstoot uit gasverbruik. Voor alle 3 de indicatoren geldt: hoe lager de waarde, hoe beter de prestatie.

De resultaten in de Aedes-benchmark laten zien dat de corporatiesector onverminderd doorgaat met het verduurzamen van de woningvoorraad. Hierbij ligt de focus op het verduurzamen van de slecht(er) geïsoleerde woningen (energielabel E, F of G). Ook dit jaar zien we een verdere afname van het aantal woningen met een dergelijk energielabel. Mede door deze verbeteringen is het gemiddelde energieverbruik van huurders afgenomen. Dit helpt huurders om de energie- en woonlasten te drukken in tijden van hoge energieprijzen.

De gegevens die corporaties hebben aangeleverd voor het prestatieveld Duurzaamheid zijn samengevoegd in een totaalbestand (Shaere). Het Shaere-bestand van 2023 bevat 2,16 miljoen zelfstandige woningen van 250 corporaties. Hiermee geeft het Shaere-bestand een representatief beeld van de energetische prestaties van de corporatiesector. Het Shaere-bestand bevat niet alle corporatiewoningen, want eind 2022 beheerden corporaties in totaal 2,23 miljoen zelfstandige woningen.

Dit jaar is een nieuwe versie van de methodiek voor het bepalen van de energetische prestatie gepubliceerd: de NTA 8800:2023. De belangrijkste wijziging in de methodiek is de veronderstelde temperatuur voor de aangrenzende onverwarmde ruimte (zoals een berging of fietsenstalling). In de voorgaande versie van de NTA 8800 werd gerekend met de buitentemperatuur voor deze ruimten. Nu wordt er met een hogere temperatuur gerekend. Deze benadering sluit beter aan bij de praktijk. Als gevolg van de aanpassing verliezen woningen met een aangrenzende onverwarmde ruimte (theoretisch) minder warmte. Dit heeft een positief effect op de isolatieprestatie, de energielabelwaarde (EP2) en de energielabels in de benchmark. Het effect is het grootst bij meergezinswoningen en bij minder goed geïsoleerde woningen. 

In de oude methodiek voor het bepalen van de energetische prestatie (NEN 7120) – van kracht tot 2021 – was de hogere temperatuur voor de aangrenzende onverwarmde ruimte ook al van toepassing. De meest recente wijziging in de NTA 8800 betreft dus een correctie van de onderliggende methodiek van de NTA 8800.

4.1 Corporaties gaan voortvarend door met isoleren 

De indicator isolatieprestatie meet de gemiddelde afstand van de netto warmtevraag ten opzichte van de landelijk vastgestelde isolatiedoelstelling (de Standaard). De Standaard geldt als referentie voor een toekomstklaar isolatieniveau voor woningen die op lage temperatuurverwarming worden aangesloten, zoals afgesproken in de Nationale Prestatieafspraken volkshuisvesting (NPA). Het niveau van de Standaard wordt op woningniveau bepaald en is afhankelijk van het type woning, de bouwperiode en de compactheid. Bij vooroorlogse woningen is de Standaard minder strikt (hoger) dan bij naoorlogse woningen, omdat de mogelijkheden voor isoleren vaak beperkter zijn. Bijvoorbeeld door het ontbreken van een spouwmuur.

En hoe minder compact een woning is, hoe hoger het niveau van de Standaard. Zo ligt het niveau van de Standaard gemiddeld genomen bij een hoekwoning hoger dan bij een rijtjeswoning. Want een hoekwoning is meestal minder compact dan een rijtjeswoning, vanwege een groter verliesoppervlak (totaaloppervlakte van onder andere gevels, ramen en dak) in verhouding tot de woonoppervlakte.

Met isolatie, ventilatie en kierdichting kunnen corporaties de netto warmtevraag verbeteren. Figuur 4-1 laat zien dat de jaarlijkse netto warmtevraag tussen 2022 en 2023 is afgenomen van 118,0 kWh/m² naar 112,2 kWh/m². Dat is een afname van 5,8 kWh/m² of 4,9 procent. Naar schatting hebben daadwerkelijke verbeteringen van de voorraad een afname van 3,6 kWh/m² (3,0 procent) opgeleverd. Het overige deel van de afname – circa 2,3 kWh/m² (1,9 procent) – komt door de methodiekwijziging van de NTA 8800.

Omdat de Standaard is gebaseerd op statische kenmerken van de woning, zoals type en bouwjaar, verandert het gemiddelde niveau van de Standaard niet of nauwelijks: tussen 2022 en 2023 rond een waarde van 73,1 kWh/m². De afstand tot de Standaard neemt in deze periode af van 44,9 kWh/m² tot 39,1 kWh/m². Deze afname van 5,8 kWh/m² komt neer op een verbetering van 12,9 procent.

Met name de naoorlogse woningen met een bouwjaar tussen 1945 en 1974 hebben een relatief grote afstand tot de Standaard. Het grootste deel van de corporatievoorraad, circa 39 procent, is in deze periode gebouwd. Binnen dit segment zijn de uitdagingen dan ook het grootst. 


Figuur 4-1: Gemiddelde netto warmtevraag neemt af met circa 5 procent

Duurzaamheid figuur 4-1

Bron: Shaere 2021-2023

4.2 Sterke verbetering energielabelwaarde en energielabels

Woningcorporaties verbeteren de algehele energetische prestaties van hun woningvoorraad voortdurend, met een focus op de slecht(er) geïsoleerde woningen. Sinds we de NTA 8800 gebruiken om de energetische prestatie van woningen te meten, is de energielabelwaarde EP2 de basis om het energielabel te bepalen. De EP2-waarde gaat vooral over het fossiel energiegebruik per vierkante meter (kWh/m²) en is een maat voor de energiezuinigheid van een woning. Woningen met een zeer goede (lage) EP2-waarde kunnen energielabel A++++ bereiken. Woningen met een (zeer) slechte (hoge) EP2-waarde hebben energielabel G.

Figuur 4-2 laat zien dat de gemiddelde EP2-waarde tussen 2022 en 2023 is gedaald van 198,4 kWh/m² tot 186,8 kWh/m². Dit is een afname van 11,6 kWh/m²: een verbetering van 5,8 procent. We schatten dat de verduurzamingsmaatregelen van corporaties een verbetering van 8,5 kWh/m² (4,3 procent) opleveren van de EP2-waarde. Een deel hiervan komt door isolatiemaatregelen en verbetering van de kierdichtheid. Dit effect zagen we ook in de verbetering van de netto warmtevraag (figuur 4-1). Het aandeel woningen met zonnepanelen is het afgelopen jaar verder toegenomen van 16,2 procent tot 19,9 procent. Deze toename van 3,7 procentpunt beïnvloedt de EP2-waarde ook positief. Ten slotte verbetert de energielabelwaarde ook door het installeren van duurzamere en efficiëntere installaties voor verwarming en tapwater. Daarover meer in de volgende paragraaf.

We schatten dat de methodiekwijziging van de NTA 8800 gezorgd heeft voor de verdere daling van de EP2-waarde met circa 3,1 kWh/m² (1,5 procent).

Figuur 4-2: Gemiddelde energielabelwaarde verbetert met bijna 6 procent

Bron: Shaere 2021–2023

‘Inmiddels heeft 38,6 procent van de corporatievoorraad energielabel A of beter’

De verbetering van de gemiddelde energielabelwaarde betekent betere energielabels. Dat laat figuur 4-3 zien: het aantal en aandeel woningen met een goed energielabel (A of beter) neemt toe. De 714.000 woningen met energielabel A of beter in de benchmark van vorig jaar is dit jaar toegenomen met 100.000 woningen tot een totaal van 814.000. Inmiddels heeft 38,6 procent van de corporatievoorraad energielabel A of beter.

Het aantal woningen met energielabel E, F en G is flink gedaald in het afgelopen jaar. In 2022 waren er nog 247.300 woningen met een slecht energielabel. Nu zijn dat er 180.700 corporatiewoningen: een afname van 66.600 woningen (26,9 procent). We schatten dat dat voor de helft het effect is van de methodiekwijziging van de NTA 8800 en voor de andere helft het gevolg van daadwerkelijke verbeteringen in de woningvoorraad. Bij de grote methodiekwijziging tussen 2020 en 2021, de overgang van de NEN 7120 naar de NTA 8800, zagen we juist een flinke toename van het aantal woningen met energielabel E, F en G. Met de meest recente correctie in de NTA 8800 sluit de ingerekende temperatuur voor de aangrenzende onverwarmde ruimte weer aan bij de praktijk. In de oude methodiek (NEN 7120) werd al met een realistischere (hogere) temperatuur gerekend.

Figuur 4-3: Toename aantal woningen met energielabel A en beter, sterke afname aantal woningen met energielabel E, F en G

Bron: Shaere 2022 en 2023

Figuur 4-4: Toename aantal woningen met energielabel A en beter, sterke afname aantal woningen met energielabel E, F en G

Energielabel Aantallen Verdelingen Ontwikkeling
2022 2023 2022 2023 2022 - 2023
A++(+)(+)  44.300 65.800 2,10% 3,10% 48,00%
A+ 106.400 127.000 5,10% 6,00% 19,10%
A 563.100 621.200 26,80% 29,50% 10,10%
B 411.600 417.300 19,60% 19,80% 1,20%
C 552.200 531.900 26,20% 25,20% -3,90%
D 179.800 164.800 8,50% 7,80% -8,50%
E 110.700 94.500 5,30% 4,50% -14,80%
F 62.600 47.000 3,00% 2,20% -25,00%
G 74.100 39.200 3,50% 1,90% -47,20%
Totaal 2.104.600 2.108.600 100% 100%  


Bron: Shaere 2022 en 2023

4.3 CO2-uitstoot uit gasverbruik verder gedaald in 2021 

De derde en laatste indicator van het prestatieveld Duurzaamheid meet de CO2-uitstoot uit gasverbruik. Het geregistreerde energieverbruik komt van de netbeheerders en is als databestand beschikbaar gesteld door het CBS. Dit databestand is gekoppeld aan de adressen van de deelnemende corporaties. Hieruit wordt onder andere het gemiddeld gasverbruik en de gemiddelde CO2-uitstoot per corporatie afgeleid. In tegenstelling tot de andere indicatoren gaan deze gegevens over 2021.

Na een uitzonderlijke toename van de CO2-uitstoot uit gasverbruik in het eerste coronajaar 2020, zien we in 2021 weer een daling van de CO2-uitstoot. Deze afname ligt in lijn met de ontwikkeling van de uitstoot tussen 2015 en 2019. Ook sluit de daling in het verbruik aan bij de verduurzamingsstappen die corporaties jaarlijks zetten.

Bovendien was 2021 een bijzonder jaar, omdat we te maken hadden met corona-lockdowns waardoor mensen meer thuis waren. De verwarming stond vaker aan en op een hogere temperatuur. Het gasverbruik en de CO2-uitstoot uit gas lagen daardoor hoger dan in een niet-coronajaar. Wat ook meespeelt is dat de energieprijzen in de tweede helft van het jaar al (licht) begonnen te stijgen. Mogelijk hadden huurders daardoor de verwarming al minder vaak en op een minder hoge temperatuur aan. Het effect is een lager energieverbruik. Aangezien de energieprijzen in 2022 nog (veel) verder zijn gestegen, zal het gasverbruik in 2022 waarschijnlijk (zeer) sterk zijn afgenomen. De Aedes-benchmark van 2024 zal dit inzichtelijk maken. 

Via isolatiemaatregelen dragen corporaties al jaren bij aan een dalend gasverbruik en minder CO2-uitstoot. Er zijn nog wel grote stappen te zetten door de overstap op efficiënte installaties en duurzame warmtebronnen met minder of geen aardgasverbruik. Dit kan de sector niet alleen. Gemeenten hebben de regie in de wijkgerichte aanpak. Met de Transitievisies Warmte en de uitvoeringsplannen moet duidelijk worden welke buurten en wijken aan de beurt zijn in de periode tot en met 2030.

Uit de Aedes-forecast, waarmee we inzicht geven in de plannen van woningcorporaties, bleek begin dit jaar ook dat bij 61 procent van de corporaties de uitvoeringsplannen in de gemeenten nog niet bekend zijn. Daardoor moet de planontwikkeling bij de corporaties zelf voor een deel nog op gang komen. Voor corporaties is het noodzakelijk om uiterlijk in 2024 deze duidelijkheid te hebben, zodat verstandige en efficiënte verduurzamingskeuzes gemaakt kunnen worden. Vooralsnog maken corporaties slechts mondjesmaat bestaande woningen aardgasvrij.


Figuur 4-5: CO
2-uitstoot uit gasverbruik weer afgenomen in 2021

Duurzaamheid figuur 4-5

Bron: CBS en Shaere 2023

4.4 Benchlearning: versnelling wegwerken EFG-labels, eerste stappen bij verlagen warmtevraag en aansluiten aardgasvrije bron

De verschuiving van de labels laat zien dat corporaties volop bezig zijn met de slechter geïsoleerde woningen: het aantal woningen met energielabel E, F en G is sterk afgenomen.

Het is nog niet zichtbaar of de ambities uit Nationale Prestatieafspraken al leiden tot een versnelling in het werken aan de verduurzamingsopgave. We zien in de benchmark wel een verbetering, maar nog geen echte versnelling op de indicatoren gemiddelde warmtevraag of aantal aardgasvrije woningen. Medio 2023 is de definitie voor toekomstklaar isoleren vastgesteld, dus daar konden corporaties het afgelopen jaar nog niet op sturen.

Nog weinig bestaande woningen zijn aangesloten op een aardgasvrije warmtebron. Om dit te realiseren zijn corporaties afhankelijk van andere partijen. Zoals gemeenten die de regie hebben in het bepalen van de warmtebron. Aedes biedt een kennisprogramma voor het ondersteunen van corporaties bij deze nieuwe opgave. We heten corporaties ook welkom bij een regionaal benchlearningprogramma in het voorjaar van 2024.

Lees ook

logo Aedes Benchmark