4.1 Corporaties gaan voortvarend door met isoleren
De indicator isolatieprestatie meet de gemiddelde afstand van de netto warmtevraag ten opzichte van de landelijk vastgestelde isolatiedoelstelling (de Standaard). De Standaard geldt als referentie voor een toekomstklaar isolatieniveau voor woningen die op lage temperatuurverwarming worden aangesloten, zoals afgesproken in de Nationale Prestatieafspraken volkshuisvesting (NPA). Het niveau van de Standaard wordt op woningniveau bepaald en is afhankelijk van het type woning, de bouwperiode en de compactheid. Bij vooroorlogse woningen is de Standaard minder strikt (hoger) dan bij naoorlogse woningen, omdat de mogelijkheden voor isoleren vaak beperkter zijn. Bijvoorbeeld door het ontbreken van een spouwmuur.
En hoe minder compact een woning is, hoe hoger het niveau van de Standaard. Zo ligt het niveau van de Standaard gemiddeld genomen bij een hoekwoning hoger dan bij een rijtjeswoning. Want een hoekwoning is meestal minder compact dan een rijtjeswoning, vanwege een groter verliesoppervlak (totaaloppervlakte van onder andere gevels, ramen en dak) in verhouding tot de woonoppervlakte.
Met isolatie, ventilatie en kierdichting kunnen corporaties de netto warmtevraag verbeteren. Figuur 4-1 laat zien dat de jaarlijkse netto warmtevraag tussen 2022 en 2023 is afgenomen van 118,0 kWh/m² naar 112,2 kWh/m². Dat is een afname van 5,8 kWh/m² of 4,9 procent. Naar schatting hebben daadwerkelijke verbeteringen van de voorraad een afname van 3,6 kWh/m² (3,0 procent) opgeleverd. Het overige deel van de afname – circa 2,3 kWh/m² (1,9 procent) – komt door de methodiekwijziging van de NTA 8800.
Omdat de Standaard is gebaseerd op statische kenmerken van de woning, zoals type en bouwjaar, verandert het gemiddelde niveau van de Standaard niet of nauwelijks: tussen 2022 en 2023 rond een waarde van 73,1 kWh/m². De afstand tot de Standaard neemt in deze periode af van 44,9 kWh/m² tot 39,1 kWh/m². Deze afname van 5,8 kWh/m² komt neer op een verbetering van 12,9 procent.
Met name de naoorlogse woningen met een bouwjaar tussen 1945 en 1974 hebben een relatief grote afstand tot de Standaard. Het grootste deel van de corporatievoorraad, circa 39 procent, is in deze periode gebouwd. Binnen dit segment zijn de uitdagingen dan ook het grootst.
Figuur 4-1: Gemiddelde netto warmtevraag neemt af met circa 5 procent